# Primary Sources on Copyright - Record Viewer
Supreme Court on the protection against reprinting of public sermons, The Hague (1850)

Source: [Overdruk Nederlandsche Jaarboeken voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving (Bijblad), Deel XII, p. 129], zonder omslag, 29 p.; Bijzondere Collecties, Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, Bibliotheek van het Boekenvak, archief KVB, inv. nr. KVB A 335

Citation:
Supreme Court on the protection against reprinting of public sermons, The Hague (1850), Primary Sources on Copyright (1450-1900), eds L. Bently & M. Kretschmer, www.copyrighthistory.org

Back | Record | Images | No Commentaries
Translation only | Transcription only | Show all | Bundled images as pdf

            Chapter 1 Page 2 of 29 total



2

authorization in the least to publish and well that sermon; and expressed his opinion that thereby was infringed upon the rights of literary property, subject to the terms and penal provisions of the Act of 25th Jan. 1817 (Bulletin of Acts, Orders and Decrees No. 5).
As a result of what happened, the aforesaid Public Prosecutor has demanded iniciation of proceedings, with order to serve a writ of summons to appear in person on already reported Bookseller, in respect of: "the publishing, on 9th of April 1849 (this should be 1850), and making available to the public in his shop, at a price of 12.5 ct., a sermon by Rev. H. HEEMSKERK, not relinquised to him for printing, of which to him, Ds. H. HEEMSKERK, as author, has been assigned the exclusive right to have printed and published in reported art. 1, in connection with 4, first paragraph of the Act of 25 Jan. 1817, etc."

[...]

    


2

autorisatie te hebben gegeven, om die kanselrede door den druk gemeen te maken en te verkoopen; en zijne meening te kennen gaf, dat hierdoor inbreuk was gemaakt op de regten van den letterkundigen eigendom, vallende in de termen en onder de strafbepalingen der Wet van den 25sten Jan. 1817 (Staatsbl. no. 5).
Ten gevolge van het gebeurde heeft voorn. Officier van Justitie gerequireerd regtsingang, met bevel tot dagvaarding in persoon tegen meergemelden Boekhandelaar, ter zake van: "het op den 9den April 1849 (dit moet zijn 1850) uitgeven, en in zijnen winkel publiek verkrijgbaar stellen, voor den prijs van 12,5 Cts., van eene leerrede van Ds. H. HEEMSKERK, door dezen niet voor den druk aan hem afgestaan, en waarop aan hem, Ds. H. HEEMSKERK, als auteur, het uitsluitend regt tot het doen drukken en uitgeven is toegekend bij gemeld art. 1, jo. 4, eerste lid der Wet van 25 Jan. 1817, enz."

De Regtbank heeft, bij ordonnancie, in Raadkamer, van 13 April, den gerequireerden regtsingang, en mitsdien ook het dien ten gevolge overige gerequireerde geweigerd, op de navolgende geheel regtskundige gronden:
"1. Dat de aangehaalde wet wel het regt van kopij of van kopieeren door den druk van oorspronkelijke letter en kunstwerken uitsluitend toekent aan diegenen, welke daarvan de auteurs zijn, doch blijkbaar het boven vermelde geval niet op het oog heeft gehad;
"2. Dat het kennelijk is, dat die wet, om inbreuk op gezegd kopijregt strafbaar te stellen, veronderstelt, dat eene eerste uitgave van zoodanig werk ter perse is, of dat er reeds eene uitgave daarvan bestaat;
"Dat dit 1. is op te maken uit de voorwaarden, welke art. 6 van gemelde wet vereischt, om de handhaving van het kopijregt in te roepen; 2. uit de bewoordingen van art. 4 van gemelde Wet, hetzij bij eene eerste uitgave, hetzij bij eenen herdruk, en 3. uit de strafbepalingen zelve, welke de ongedebiteerde exemplaren van den nadruk verbeurd verklaren, ten voordeele van den eigenaar van den oorspronkelijken druk, en de waarde der 2000 exemplaren, welke als boete verschuldigd zijn, berekend willen hebben naar den boekverkoopersprijs van den wettigen druk;
"3. Dat van het bestaan of ter perse leggen van zoodanigen en oorspronkelijken of wettigen druk in casu niet blijkt;
"4. Dat eene strafwet, als die van 25 Januarij 1817, voor geene extensive uitlegging vatbaar is, dat derhalve het bovenvermelde feit, hoe laakbaar ook en welligt nadeelig voor den klager, noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding daarstelt, en er mitsdien geen termen zijn, om regtsingang tegen den beklaagde te verleenen."

De Officier van Justitie, Mr. C. H. B. Boor, is nog tenzelfden dage, tegen die beschikking der Regtbank, bij het Hof van


    

Our Partners


Copyright statement

You may copy and distribute the translations and commentaries in this resource, or parts of such translations and commentaries, in any medium, for non-commercial purposes as long as the authorship of the commentaries and translations is acknowledged, and you indicate the source as Bently & Kretschmer (eds), Primary Sources on Copyright (1450-1900) (www.copyrighthistory.org).

You may not publish these documents for any commercial purposes, including charging a fee for providing access to these documents via a network. This licence does not affect your statutory rights of fair dealing.

Although the original documents in this database are in the public domain, we are unable to grant you the right to reproduce or duplicate some of these documents in so far as the images or scans are protected by copyright or we have only been able to reproduce them here by giving contractual undertakings. For the status of any particular images, please consult the information relating to copyright in the bibliographic records.


Primary Sources on Copyright (1450-1900) is co-published by Faculty of Law, University of Cambridge, 10 West Road, Cambridge CB3 9DZ, UK and CREATe, School of Law, University of Glasgow, 10 The Square, Glasgow G12 8QQ, UK