(274)
[...]
GEMENGDE BERICHTEN.
[...]
In het Nieuws van den Dag van heden komt het volgende ingezonden stuk voor:
Mijnheer de Redacteur!
Onlangs heeft men schertsend een prijs uitgeloofd voor het aangeven eener maatschappelijke zonde, welke nog niet in uw blad behandeld was. Mag ik u een plaatsje verzoeken voor onderstaande poging om dien prijs te verdienen. Ik heb wel geen zonde op het oog, die nu reeds een "maatschappelijke" kan genoemd worden, maar eene die zulks zou worden, vond zij bij de publieke opinie toejuiching en steun in plaats van bestrijding.
In het nummer van uw blad van den 6en dezer, lees ik niet zonder leedwezen en verwondering, hoe gij den nadruk van Geibel's gedichten, door den heer A. Timmerman, te Nijmegen, "met ge-
noegen" aankondigt. Nu is het zeker aangenaam voor hem, die van de rechten van schrijvers op de vruchten van hunnen geest, die van honorarium noch nadruk iets weet, zoo hij de voortreffelijke gedichten van Geibel voor slechts f 0.90 in plaats van voor f 2.80 kan verkrijgen, maar mag een dagblad, dat de openbare meening wil leiden, zulk een uitgaaf, waardoor een roof aan den schrijver en uitgever gepleegd wordt, goedkeuren en aanmoedigen? Zoudt gij, mijnheer de Redacteur, er vrede mede hebben, zoo men in Belgie werken als Beets, Camera Obscura; De Veer, Trouring, enz. voor het derde van den oorspronkelijken prijs verkrijgbaar stelde en daardoor de verspreiding der Nederlandsche uitgave onmogelijk maakte?
Ik weet wel, het feit is niet zonder antecedent. De H.H. Gebr. Binger hebben door den nadruk van Heine en Motley in onzen tijd het voorbeeld gegeven, om van ons Holland een letterkundigen Algerijnschen roofstaat te maken en mijne destijds ingeleverde protesten hebben weinig gebaat. Ook weet ik, dat men zich als freetraders op den vrijen handel heeft beroepen (!!) en dat geen internationale tractaten beletten, dat een vreemd schrijver straffeloos hier te lande van zijn eigendom kan beroofd worden. Maar juist daarom acht ik het hoogelijk noodig dat, zoo dikwijls een uitgever zich tot zulk eene onedele handelwijs verlaagt, de stem der publieke opinie zich sterk afkeurend hooren laat. Indien daarentegen het bedrijf van de H.H. Binger, Timmerman, e.a. (de heer Timmerman matigt zich daarenboven het recht aan zijne uitgave van Geibel de 72e te noemen, en daardoor geheel gelijk te stellen met ja boven de 71e oorspronkelijke), bij allen en ook bij u aanmoediging blijft vinden, zal daardoor ten onzent een maatschappelijke zonde inheemsen worden, waarvan men nu in Amerika, zooals men daar algemeen erkent, wrange vruchten plukt.
Amsterdam, 10 Juli. Fred. Muller.
Ofschoon de Red. de betuiging van haar "genoegen", door den Heer M. aangehaald, nergens heeft kunnen vinden, dankt zij genoemden heer voor zijne opmerking. De term "wij vestigen gaarne de aandacht" heeft hem waarschijnlijk aanleiding gegeven tot de vooronderstelling dat wij bijzonder veel pleizier in het geval hadden. Dit was evenwel niet zoo. Doch ook voor den schijn des kwaads doen wij gaarne amende honorable. De Red. (Nieuws van den Dag.)
[...]