(357)
schrijver was. Wie laag genoeg is om zich eens anders werk toe te eigenen, kan even goed de onbeschaamdheid hebben om zoodanig depot by een notaris te doen. Dewijl echter doorgaands alleen de uitgever den schrijver kent, zou het verzegelde stuk, om eenigen waarborg op te leveren, door beiden moeten geteekend worden.
X. By deze bepaling heeft men aan de eene zijde aanmoediging willen schenken aan het uitgeven van belangrijke opstellen, brieven en bescheiden, in handschriften aanwezig, en die aan de andere zijde willen onthouden aan hen, die daarby op onbescheiden, ongepaste of ongeoorloofde wijze te werk gaat. Van daar de bepaling, dat hy, die een nagelaten handschrift uitgeeft, alleen dan het kopyregt daarop bezit, wanneer dat handschrift zijn wettig eigendom is.
XI. Behoeft geen toelichting.
XII. De strenge toepassing van de thands bestaande wet op het kopyregt had tot het dwaze gevolg geleid, dat alle opzettelijk kritische beschouwing, behalve in tijdschriften, van het werk of de werken eens schrijvers, een onmogelijkheid geworden was: immers de beoordeeling van plaatsen, van volzinnen, van regels uit eenig werk is, zonder de aanhaling daarvan, niet te verstaan: en toch het overnemen des noods van een enkelen regel stelt hem, die het zich veroorlooft, aan vervolging bloot. Aan dezen ongerijmden staat van zaken zou door de hier voorgestelde bepaling een eind worden gemaakt en aan den gewonen rechter
overgelaten het misbruiken daarvan naar bevind van zaken te straffen. Soortgelijke bepalingen worden in de wetboeken van Oostenrijk, Pruissen enz. gevonden en met goed gevolg gehandhaafd.
Door enkele Leden is een bepaling verlangd, waarby vrijheid verleend werd, enkele plaatsen of gedichten ook van levende schrijvers in Chrestomathien of Bloemlezingen op te nemen. De behoefte aan zoodanige bepaling